Wat was een zeldzame delicatesse 200 jaar geleden? En hoe denken we daar nu over? Met de tentoonstelling ‘Gruwelijk lekker’ gaat het Nederlands Openluchtmuseum dieper in op onze huidige eetgewoonten en legt deze langs de lat van het verleden.
Leendert van Prooije
Wetenschappelijk medewerker Nederlands Openluchtmuseum
Met de inspiratie van De Canon van Nederland en de tien tijdvakken van commissie de Rooij is het themajaar en de tentoonstelling ‘Gruwelijk Lekker’ opgezet. In de tentoonstelling staan tien ingrediënten centraal en elk van die ingrediënten heeft binding met de actualiteit. Zo wordt een hedendaags Westers taboe – het eten van hond – aangestipt en gaat de tentoonstelling dieper in op een populaire bereidingswijze van nu: fermentatie (verrotting).
“Waarom het één wel en het ander niet?”
Leendert van Prooije is Wetenschappelijk medewerker Presentatie en Educatie van het Nederlands Openluchtmuseum en medesamensteller van de tentoonstelling ‘Gruwelijk Lekker’. Van Prooije: “De tentoonstelling is bedoeld om je aan het denken te zetten over je eigen verhouding tot bepaalde soorten eten. Door de geschiedenis heen zijn er veel gerechten en ingrediënten die we nu afschuwelijk vinden of juist heel lekker. In de loop van je leven kan je mening over wat lekker is of niet ook nog veranderen. Een centrale vraag is: waar laat je je door leiden bij je keuzes?”
Lekker of niet?
Aan de hand van tien verschillende smaken en ingrediënten – hond, fermentatie, bloed, vet hutspot, koffieboon, zoet, zwam, surrogaten en knoflook – neemt de tentoonstelling een tijdvak van de Nederlandse geschiedenis onder de loep. Van Prooije: “Het is ‘historisch’ eten, maar we kunnen ons er nu ook nog prima mee voeden. We laten de bezoeker nadenken over de vraag: willen we dat wel of willen we dat niet? En waarom het één wel en het ander niet? Dat doen we ook heel praktisch, want door het gehele museum – zowel binnen als buiten – krijgen de bezoekers hapjes aangeboden die verbonden zijn aan de tentoonstelling. Zo loopt er een verteller rond met snoepjes met bijzondere smaken zoals kruidnagel en rotte vis. Ook zijn er in het park twaalf locaties waar van alles te proeven valt, van een hapje hutspot van vergeten groente, tot Limburgse mosterd en doerianijs.”
Wist je dat men vroeger hond at, en dat knoflook in ons eten lang niet altijd vanzelfsprekend is geweest?
Hond in de pot
De basis van iemands oordeel over wat hij of zij lekker vindt is gebaseerd op de smaak of geur van een gerecht, het uiterlijk, het imago of een taboe. Van Prooije: “Wist je dat men vroeger hond at, en dat knoflook in ons eten lang niet altijd vanzelfsprekend is geweest? Zo werd hond gegeten in de pre- Romeinse tijd, die botten zijn te zien in onze tentoonstelling. We weten niet precies hoe groot de schaal is waarop hond werd gegeten en onder wat voor omstandigheden, wel weten we dat het eten van hond toenam in tijden van voedselschaarste. Zo’n moment is de 80-jarige oorlog bijvoorbeeld.
Vandaag de dag is het taboe om hond te eten én er is geen schaarste, daarom eten we het niet meer. Dat taboe heeft te maken met onze Westerse cultuur, want in Azië eet men wel hond. In tijden van schaarste wordt het ingrediëntenpallet vaak uitgebreid. Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld, aten we tulpenbollen. Kranten uit 1944 bevatten meerdere recepten met tulpenbol als ingrediënt. Die kun je koken, bakken, poffen of in stamppot en soep verwerken. Zou jij dat eten? Dat is waar we mensen over willen laten nadenken.”
Sommige smaken zijn nu heel gewoon, maar sinds wanneer? En waar komen ze vandaan? Elk seizoen is er extra aandacht voor een thema. In de zomer is dat ‘Broodje ongewoon. Wat van ver komt is lekker?’